FRIESE DIJKEN

Enige opmerkingen op de eerste twee hoofdtstukken van Friese Dijken. Per pagina. Het voorwoord laten we voor wat het is. We beginnen bij:

Pagina 34. late tiende eeuw, Zie H. Halbertsma in Dijken tussen Vlie en Eems en brief in “Zoden aan de Dijk” op pag. 8. het is vlgs. H.H. eerder 1200!

pag 35 begin van bedijkingen, zie opm. hier boven Het jaar 100 was wel een tijd dat de agrarische produktie steeg, door ontginning van woeste grond. Om het Schoutenrecht te dateren in de 13e eeuw, dus 1200 en nog wat. Brengt dat stuk in botsing met het Condominium verdrag, van 1266 en de herziening in 1227. Geen van beide spreekt van schouten, de inkomten uit friesland belven uit gerechtsreizen komen.

pag. 37. De polders die hier als oudste worden genoemd, zijn pas door de ingenieurs Rienks en Walther als memmepolder benoemd. dus na 1945. het is geen historische naam Ik beschouw dit als een stijlfoutje. De aansluitende dijk heet hier in Westergo nooit armdijk, het is een technische term. In Oostergo word de maan wel gebruikt, maar daar heet zo’n dijk ook opdijk. Dat de ringdijken geen hele ring vormen maar slechts een halve en op een andere dijk aansluiten, het zijn dus halve Halsbanden, waarvan die van Schraard ouder is dan die van Pingjum. O’Breen: de bedijkingen gaan van binnen naar buiten, dus moet Schraard feitelijk vroeger zijn dan Pingjum, dat dichte bij zee ligt.

pag. 38. De polder Hartwerd Witmarsum is een samenstel van vroegere oude polders. De originele Dieperdehem was de kloosterpolder van Bloemkamp. De polders onder Franeker waren ouder en losten hun water in een slenk tussen Tzum en Franeker, het vervolg van de Sudermuda. In de dijk naar Winsum zelfs nog een kampen tille. Een eerdere zijl.

pag. 39. De Pingjumer Halsband is in minstens drie fasen vast geklonken aan de veel oudere Marnedijk, De halave halsband, de dijk “achterom had tot doel het Zuiderzeewater te keren, toen er voor 1460 nog geen zeedijk was. Het lijkt me ook niet juist dat de Marne bij de Kliuw al in 1050 al werd afgedamd. In 1299 spreken de kloosterhoofden van Oostego nog van een zee, die hun van Westergo scheidt, en dat was niet allen het water ten noorden van Roordahuizum, maar evenzeer van het water ten zuiden.

Pag, 40. De omringdijk in de 12e eeuw om Westergo lijkt evenzeer een droom, op basi van de late dijken aan de Zuiderzee kant. Kapelle polle onder Firdgum lag binnen het verlengde van de Hornestreek. Dreiging van het water lijkt me niet de eerste reden om het klooster (?) te verplaatsen. De kaaten van de “ahn” geven aan dat de oorspronkelijke loop van de Boorn, naar de Marne ging. De Middelzee noordwaarts voerde het water van de Boorne in geen enkele periode af. Eenn ouder Fossiele loop door Breuker gesignaleerd, stak bij Rauwerd over en ging door Westergoo, dlen zijn nog als polder afwateringen onder Hesens in gebruik.

pag 40 en 42. Een mogelijke vaareg als zijarm van de Marne liep volgens dit boek van Hindelopen Makkum, noordwaarts; Een tweede oostelijke tak kwam van Hieslum, ging via de latere Sensmeer naar Jonkershuizen en dan naar Parrega. Maar geologische boringen tonen aan dat de loop ten zuiden van Tjerkwerd uit kwam en dan met een haakse bocht richting Boldward ging Parrega ligt oostelijker, en geen tegenwoordig noch vroegen vaarwater, gaat daar van de westkant heen.

pag 42. Hemdijken zuiden het water uit het zuiden gekeerd hebben, om de age polders ten oosten van die dijk te keren. Het lijkt me eerder het water van de Zuiderzee, dat een veel directer bedreiging vormde van water uit het diepe zuiden, dat door Staveren en Gaasterland dat vrij hoog lag beschermd werd.

p. 43. Nijlans is nooit Nova Terra genoemd. Dat heette in 1230 maar tot 1266 Dodakerke. Hoer wordt de chronologie van de broonen nogal omgekeerd gebruikt. Nova terra is bovendien meervoud, De Qeudam Narracio is grotendeels regionaal georiƫnteerd: de zullen de nieuwe landen op de zandgrond bedoeld hebben.

Pag 46. Hier is het kaartbeeld slacht bestudeerd. De Nettepland (1850) geven hier resten van doorbraken in de Ivige Lene Oerdyk aan. Daarentegen wordt de Sing Maartensdijk niet genoemd. De krinzer aerm zal niet ouder zijn dan de slachte. voor noch achter de GRINZER Earm is obslibbing te zien. Wel oude geulen op de “ahn”. Rond 200 werden de meest zichtbare geĆ«galiseerd.

pag. 47 Er zijn inderdaad veranderingen in de loop van de Boorn gemaakt. Maar de nieuwe vaart (1848) en het nieuwe diep zijn daar niet debet aan. De Leppedijk van 1250? laat me niet lachten de stichting ervan is zelfs bekend 1456.

pag. 49. ZXzou de Oostegoose zeedijk in een keer zijn aangelegd? Er zijn breder en smallere delen, dat wijst op enerzijds natuurlijke vorming, anderzijds op menselijke arbeid.

pag 50. De leppezijl zou gebouwd zijn in 1165. Dus 1150 jaar voor de kokerzijl van Buitenpost, die van 1300 dateerde; De exactheid van 1165 verbaast me: een dergelijk jaartal komt op geen enkele lijst voor. Wordt misschien de kloosterstichting zelf bedoeld?

Pag 51. De sloten strekten zich al taartpunten uit tot de dijk. Maar ober de dijk? De originele einden zijn net als de Ulkezijl onder de uitbreiding van de tegenwoordige dijk verdwenen. Land buiten de dijk is onwaarschijnlijk, gezein de smalheid van de kavels ter plekke, dat is vrij modern.

pag 54.

Een rudimentair afwateringsstelsel in vnl. Noordelijk Oostergo. Dat is zeker niet in de 11e eeuw (jaar 1000 en nog wat) ontstaan. Alle namen van die wateren wijzen op graven en dolle. Waar haalde ze het volk vandaan? Zou Spahr van der Hoek vragen. Griene Dammen: in Westergo bekend als Langedammen. waarom een nieuwe term? Ook de Boksumer Dam was er in eerste aanlag blijkbaar een. ( “Zoden pag 50 foto.) De dammenw erden evenwel pas verbonden met zulke bouwsels op de andere zijden, nadat de Middelzee was afgesloten. Dat verkllart de haakse bochten in de weg, langs ouse slenken, en abrupte overstek daarvan.

pag, 56. De verbinding van de Zuider EE, (Wurge, ),et de noorder EE, is van veel later datum. Wanneer ligt opgesloten in de Klaarkamp akte, van de verplatsing van de Zijl van het Klooster, naar de plek die nu oude zijl bij Dokkum heet.

pag 57. nogmaals het Schoutenrecht: dat wordt weersproken door een ander belangrijk stuk met de naam Condominium Verdrag ( zie hier boven) De dijk van Makkum naar Kuinre dateert zeker niet van 1200. De doorsnede van de Grietnijdijk ten zuiden van Lemmer, weerspreekt dat.

Het tweede hoofdstuk heet Middeleeuwse stagnatie.

OPM. Misschien gebeurde toen wel alles wat in het vorige hoofdstuk geprojecteerd is, maar niet uitgevoer, zoals we zagen.

pag. 61. hioer wordt de periode van 100 tot 1300 de periode van de Friese Vrijheid genoe md. De waarheid is evenwel dan Friesland van 100 tot 1300 steeds opnieuw beleend was aan de een of andere buitenlandse heer, graaf of zo. Zie Schwarzenbergh 1299 en Henk t’Jong de Tombe van Floris V.

Pag 62. Grietmannen zijn bekend sinds 1276, maar niet las rechter. Maar wel als ambtenaar van Ja, wat eigenlijk? Daarvoor zijn hier geen schouten gesignaleerd.

pag 63. Inpoldering Peasens boezem, wordt nu terecht verbonden met kloosterbezit en arbeid door kloosterlingen of conversen. Was al in De Neitiid 1988 no 4, gesignaleerd als een landaanwinning. dus erkenning uit onverwachte hoek.

pag 64. Dijken en ophogingen zie H, de Raat de dijk op hoogte. dat op paf 65 de dijken van Groningen in 1717 als klein worden voorgesteld is merkwaardig hij had de hoogten nook kunnen deduceren via de Stenen aan de zeedijk bij Oosterwierum, bij de Stenen Man en bij de Raat. In “Zoden” pag. 141; is de doorsnede van de Grietenijdijk in 1615 ook niet veel hoger dan in Groningen. ( 2.90M)

PS. De munten uit het schoutenrecht dateren ook van later datum: zie Fries muntboekje, naar Naam en Faam FRIES. Nog een reden om de overlapping met de Condominium periode te wantrouwen.

EN DAN plotseling zijn we in de tijd van de oorkonden en dan komen de auters pas werkelijk met feiten op de proppen. Daar wilde ik dit commentaar bij laten. J.P.