De Nieuwe Friese Encyclopedie
De nieuwe Friese encyclopedie is uit. Hoera, de Vlag uit! Velen zullen opgelucht zijn, ik ook, want ik kom er genadig af. Velen hebben namelijk mijn onderzoekingen gezien als Anti Fries. Dat is maar hoe je het bekijkt, ik heb mijn onderzoek in de loop der tijd steeds verder methodisch verfijnd. Een licht ging me pas op toen ik ontdekte dat Von Richthofen alleen de Friese wetsteksten had onderzocht en geen relatie met andere stukken en vooral de oorkonden had gelegd. Blijkbaar zijn de redakteuren van de “NEF ” nog steeds op de al 150 jaar lang gebruikte wijze bezig. Uit mijn methodische houding voortkomend, heb ik aan de encyclopedie zaken toe te voegen en zaken af te keuren. Vooral keur ik af, dat degenen die over het oud Fries iets zegden en daarbij alleen hebben gekeken in hun eigen tuin en wat daar bloeide, of het nu bloemen, vruchten of onkruiden waren. Maar wat er buiten groeide en niet onder hun argwanende blik, die men tegen alles wat van buiten komt, werd gepubliceerd, ontbreekt veelal in de behandelende lemma’s en in de literatuuropgave. Hoewel men zweert dat het meest wat tot twee jaren hiervoor verschenen is, meegenomen zou zijn, vind ik de zaken die na 2002 gepubliceerd zijn, maar klein in aantal. Hoewel enkele echt groten die een internationale roem genieten natuurlijk wel aangehaald werden. Maar wat direkt over de heg of eronder groeide werd vaak niet gezien. Het is net alsof toen de Akademische rolluiken al in de eerste jaren van het nieuwe millennium zijn neergelaten. Maar gelukkig ze hebben nu een nieuwe hoofdingang, een ijzeren poort, die nu het onheil in het instituut in de Doelestraat moet keren. Ziedaar het Massada van de Friese Vrijheid.
Wat mezelf betreft meen ik, dat ik over die zaken waar ik niets weet, ik ook niets moet zeggen. Met die bedoeling heb ik de NEF doorgewerkt. Het valt me op, dat er over de identiteit van het Fries en de Friezen, die vroeger zo vast stond, twijfel is gerezen, maar om nu volledig het roer om te gooien wat betreft de oude Friese wetten, dat is blijkbaar te veel gevraagd. Een publikatie uit 2001, Een Mythe ontmanteld had daar bij kunnen helpern. Op het stuk van de bedijkingen is de zaak nog geheel gebaseerd op een conservatieve visie. Ik kom daar bij het lemma Middelzee op terug, de datering van de dijken ten zuiden van het Bild, worden door archeologisch onderzoek totaal omver gelopen of plat gewalst. Ik heb begrepen dat er een werkgroep zal worden gezocht, die het werk van Rienks en Walther opnieuw wil toetsen en aanvullen. Dijken zijn ook een deel van de Friese identiteit, maar de moederpolders zijn aan kritiek onderhevig en er zijn er minder van dan gedacht. Een andere grote historische polder hebben ze weggemoffeld. Waar ze vooral niet mee op de hoogte zijn, dat zijn de vroegste dijken en de vorm die de oudste dijken hadden. Die waren vooral breed en nauwelijks hoog en ze bestonden voor 1300 nog niet. Op dit gebied is veldonderzoek een zeldzaam goed, terwijl heel wat van die oude dijkstallen nu zijn vlak geschoven. Wetenschap die willens en wetens vernietigd is. En dan weet ik ook nog iets van munten. Men kan ze beschouwen als gidsfossiel in ongedateerde teksten en dan vergelijken mat waar dezelfde munten in oorkonden voorkomen. Want kennis van de oorkonden is in dit geval onontbeerlijk. Hierna geef ik een lijst met zaken die me opvielen, waar ze goed zijn deel ik een pluimpje uit of laat ik U mijn verbazing blijken. Waar het niet juist is, zal ik geregeld een uitleg geven, zoals ik die onderzocht en geformuleerd heb in een Mythe Ontmanteld en in Nieuw Licht op de 17 keuren.
AANBRENG: in de literatuurverwijzing had ik graag gezien: De Nieuwe Aaenbrengh van Baarderadeel uit 1543 door Ties Hannema.
Bij AARDBEVING had ik liever het woord kracht of sterkte, dan magnitude gezien.
Academiebibliotheek: Bij de literatuur had gepast de vergelijking Franeker – Herborn, door M.H.H. Engels. Valt ook niet te vinden bij zijn persoons beschrijving. De Neitiid, 1988-3
ACHTERDIEP. Hier mist in de omschrijving waar dit in Friesland het geval is, achterdiepen bestaan wel in Groningen, maar het lemma is, omdat de achterdiepen ontstaan zijn nadat Friesland en Groningen weer aparte gewesten werden ( na 1580) wel een loos lemma. Parallel aan de Compagnons Vaart onder Appelscha loopt wel een Nieuwe Vaart, die evenwel niet een zelfde reden van ontstaan heeft heeft als een Achterdiep. Zie ook mijn commentaar op: hoogveen
ALDE WEI – ALDEWEI. Hier mist de buurtschap onder Gersloot, ook niet opgenomen in de lijst met buurtschappen . Jammer(lijk).
ALD KARRE. Hier had mogelijk een hint kunnen staan naar het verdwenen Karnewald.
AMELANDER PAARDENDRAMA. Hier had een verwijzing naar een ouder paardengraf bij gekund, door Sorghdrager gememoreerd.
AZEGA: Is geen mythische rechtzegger maar een figuur die Albrecht van Beieren graag wilde invoeren om het Friese recht naar zijn hand te zetten. (in: Nieuw Licht, verschenen okt. 2015, had dus wel opgenomen kunnen worden, als men bedenkt dat het overlijden van een redakteur nog net voor het ter perse gaan in 2016 wel mee kon.)
AUDULFUS, minder problematisch als men dit plaatst in het verlies van Friese gebieden vanaf het Zwin. Fortunatis, spreekt ca. 500 van problemen met de Friezen in de Schelde mondingen, 100 jaar later slaat deze Audulfus Frisius munten in het Zuid Hollandse gebied, dat Benedenrijnse deel dat voor Aldgillis’ en Radbods’ optreden al verloren ging, waarna zij het deel boven de Oude Rijn en Dorestat ook kwijt raakten. Tenslotte gaat in de 8e eeuw het resterende Friese gebied er aan Buwo (elders Bubbo of Poppo ) verliest de slag aan de Boorne tegen Karel Martel.
AUTHENTICA collecties zijn waarschijnlijk veel jonger. Aan munten en uitdrukkingen in oorkonden te zien dateren ze van ca. 1450
BAKKEVEEN. De Biskop, hier genoemd ligt onder Duurswoude. Dit verwijst naar de inval van 1672 door de Bisschop van Munster via de Breeberg schans. Het slagveld van Bakkeveen uit 1232 moet men zoeken aan de Nieuwe Drentse weg, of zoals de Quedam Narracio zegt: Super Baccafene. Het door elkaar halen van 2 verschillende feiten is hier de oorzaak van deze onjuiste lezing.
BEDIJKINGEN. Hier is niets juist gedateerd, ook niet bij benadering. Elke historicus weet dat de eerste dijk in Nederland werd aangelegd in Zeeuws Vlaanderen, met de naam Tubinis diic, of de Tweenes- dijk. In Friesland dienden in eerste instantie oeverwallen als waterkering en tegelijk als vestigingsgebied. “Dykstael” zeggen Rienks en Walther tegen deze oeverwallen. Waarbij ze feitelijk verwachten dat er op de oeverwallen een dijk zou hebben gelegen. Integendeel, het zijn de waterkeringen zelf. Het duurt tot 1314, in retroacta, voor we horen van afwatering via een in de “achterkant” van een eenheid gemaakte sluis of sluizen. Van een dijk is dan nog geen sprake. In het Middelzeegebied is de eerste dichtzetting in de buurt van Nijland in het eerste kwart van de veertiende eeuw, in de vorm van een inpoldering. De oudlands polder van Oosterend kan een halve eeuw ouder zijn, maar de zuidelijke dijk omvat ook een smalle strook Nieuwland, ook niet geconstateerd door Rienks en Walther. Meer commentaar bij Middelzee.
BEETGUMER HOGEDIJK. (Plus Langestraat en Skrédyk). Bij het maken van de nieuwe weg van Stiens werd een doorsnee zichtbaar, die bij andere dijken niet voorkomt. De meesten zijn laag voor laag verhoogd, deze is in één keer aangelegd. Een zwaar dijklichaam met een zandige vulling en met een kleimantel bekleed. Aan de binnenzijde met “Fallingen,” aan de zeezijde met een bolle wering, een type dat men omstreeks 1400 moet plaatsen. Het is een in een keer aangelegde afsluitdijk. Wonderlijk, dat aan dit boven Grietenijen uitgaande werk, noch in de herinnering, noch op papier iets over gebleven is. De heroïek van het aanleggen van dijken is misschien in die dagen niet zo aansprekend geweest als we tegenwoordig wel denken.
BEETSTERZWAAG. De Friese naam is De Sweach. Een kleine omissie.
BISSCHOP van Utrecht, had via een oudere schenking rechten op Friesland. Via de schema’s van mevr. Tanja Brüsch, kan men niet beweren dat Holland zijn rechten via de Northeimers kon hebben. De graven van Zutfen en later Gelre konden dat wel. Overigens speelt er in deze een tweede Hendrik van Northeim een rol, lang nadat Hendrik van Notheim, ( een gemist lemma) bij de nagele verslagen werd ( 1110) trad er in Corvey ( wel gemeld als lemma ) daar een abt aan van zekere Hendrik van Nordheim aan ( 1315) Kennis van personen die Friesland regeerden of er aanspraken op maakten is hier niet volledig. LITT: zie mr. J. Visser, lijst van bestuurders etc……
BOETETAKSEN, boeteregisters. De redakteur is blijkbaar niet opgevallen dat deze bepalingen dezelfde kleine munten hebben als de Willekeuren vaan de Upstalboom: drie Loonse is een sterling, door substitutie blijkt die omwisseling ook in de boetetaksen van Wymbrits, de Hemmen en andere delen voor te komen. De boetetaksen moeten vrijwel direkt na 1323 zijn neergeschreven. De kortheid zal zijn omdat men veronderstelde dat de rechtsregel die aan de boete ten grondslag lag, bekend was.
BOHMERS: van deze archeoloog wordt geen eigen publikatie genoemd. In verband met zijn genoemde verleden, zou ik willen wijzen op “Die Höhle von Mauern” in Palaeohistoria IV.
BONNINGA. Een wapen van deze familie werd gevonden op een tot molensteen omgebouwde grafzerk. De kwartieren nagegaan, blijkt bij dat wapen aan Ath Bonninga à Tziaerda te horen. Drie genealogische publikaties hier over waren niet voldoende om dit aan het licht te brengen. Met dank aan wijlen St. Jan van der Meer.
BRUNONEN. Hiervoor had men de studie van Tanja Brüsch moeten raadplegen. Zij kent Liudolf niet als graaf van Friesland. Bruno werd volgens haar pas een jaar of zes na Liudolfs dood met ons gewest beleend.
BUWEKLOOSTER. In de oudste oorkonden heet het klooster Bava Klooster. Het lijkt het er meer op dat een adellijke vrouw de schenker van de grond of de stichtster is geweest. De Gesta Abbatum hebben wel meer de neiging om te fantaseren. Zie bij Frederik van Hallum.
CORVEY. Grondbezitter in Friesland; of die grond door toedoen van Hendrik van Northeim aan hun ontnomen is, hier niet de Graaf, die als opvolger van de heren van Zutphen aanspraak op Friesland maakten, maar een abt met een gelijknamige naam, die waarschijnlijk niet verwant was aan de eerste, maar eerden zijn herkomst uit die plaats aangaf.
DAALDER. Om een daalder nog in 1617 in waarde te omschrijven als 60 groot, is dan wel achterhaald. De stuivers waren al sinds 1500 de factor die de waarde van de grotere munten bepaalde. 30 stuivers is inderdaad juist, overigens waren de laatste groten van Maria van Bourgondië vrijwel geheel van koper. Een stuiver had toen een vaste zilverwaarde. Overbodige brille van de auteur, die tot onzin leidt.
DAGOBERT I. Dit is duidelijker omschreven in Marchants et Navigateurs. Een misser, dat die niet bij de literatuur staat, ondanks de slechte Friese vertaling.
DAMZIJL. Een van de twee in 1314 gemaakte zijlen, de andere was de Raarder zijl. De latere afwatering van dit gebied in de Dongeradelen ging volgens Rienks en Walther via de Damzijl Zijl. De Raarder zijl zou toen zijn vervallen. Daar staat een verwijzing bij naar de Groene Dijk bij Raard, gewoonlijk als Rauwerd geschreven, waar ook een zijl is. Wie echter bij Groene Dijk kijkt, vindt daar die verwijzing niet. Deze vermelding is niet encyclopedisch. Hier zit een technische vraag aan vast: mogelijk heeft een specialist dit lemma geschreven. Dan is het door een van de 20 redakteuren bewerkt, terwijl de kans bestaat dat een bureau redakteur het geheel nogmaals heeft aangepakt door er flink in te schrappen, zonder redakteur en specialist er in te kennen. Vandaar deze nogal rare sprong van het enen Raard, naar het andere Raerd.
DENARIUS. De afgebeelde munt is niet in te wisselen tegen de 3 tremisses die in de Lex Frisionum worden genoemd. Die gaven drie triëns voor een solidus, beide Wegens ontbreken van een datering zijn de munten die in de Lex zijn genoemd feitelijk niet identificeerbaar, het zijn in geen geval gouden munten. Want: in de Karolingische tijd was er maar een munt, de zilveren denarius in omloop. Dat kan betekenen dat de Lex Frisionum niet thuis hoort in de Karolingische tijd.
DIEPERDE HEM. Ik vraag me al sinds ik dit de eerste keer las in “binnendiken”of de plaatsing op de plerk waar al de Oosthemmer polder is, wel juist is. Het zou ook de tegenwoordige nog bekende polder It Djiplân kunnen betreffen. Bij nader bekijken van het gebied op de ahn (algemene hoogtekaart Nederland) blijkt de dijk die de polder in tweeën deelde, zoals in “Binnendiken” wordt verondersteld, niet te bestaan, het blijkt een sloot te zijn. Hier is nader onderzoek geboden.
I. DIJK. Zie ook séwarring .nl
II. DIJK. De hoogte was in het begin zeker gering, de breedte liep bij de oude platte dijken op tot 23 meter, soms wel tot 30 meter. De hoogte was 40 tot 50 cm. Zie hierboven bij bedijkingen.
DILLEMA. Er wordt niet gemeld dat enige jaren geleden Foekje postuum werd gerehabiliteerd.
DORESTAT. De meeste munten met zijn naam zijn imitatie. Mogelijk is Madelinus nooit uit Maastricht vertrokken en heeft Dorestad ook al zijn eerste en meest betrouwbare slagen nageaapt.
DOUSA. Het Landrecht is de originele tekst, het Schoutenrecht de vertaling, daar zitten typische toevoegingen uit de Friese rechtspraktijk in. Nader toegelicht in J.Post; Een Mythe Ontmanteld; mist bij de literatuur.
DUIT. Deze is volgens het rijmpje twee skeisen. Dus een skeisen was een duit. Maar er is nog een skeisen, uit de tijd voor 1500. Dan rekent in 1464 de ontvanger van Bergum de onderlinge verschillende waardes van vliegers, leeuwen, botdragers en scillingen om in schijsjes. LITT: Eibert van der Veen; Oantekeningen uit het Bergumer kleaster.
FREDERIK van Hallum. Zou mooi zijn, als het waar was. De Vita kent namelijk vrijwel uitsluitend personen, die niet in oorkonden voorkomen. Voeg daarbij, dat er geen enkel feit buiten de kloostermuren wordt beschreven, wat betekent dat er geen historisch kader is, dan zouden de geschriften uit Mariëngaarde wel eens een later maaksel kunnen zijn. De eerste oorkonde uit dit klooster is overigens pas uit 1337. Waarschijnlijk konden de kloosterlingen eerder land aanwinnen dan schrijven.
FRIESE KONINGEN. De grote vraag is wat macht in die dagen was en of die wel werd gegrepen, zoals het lemma wil. Werden ze niet tot de macht geroepen als er een dreiging was? Zo, ja dan heeft de betreffende redakteur zich van een slechte woordkeus bediend. Opvallend is, dat telkens wanneer Friesland bedreigd wordt, er zulk soort aanvoerders opstaan. In de tijd van Aldgisl en Redbad was dat het geval. In dit licht kunnen we het verlies van het Friese gebied in Zuid Holland ook zien; daar heeft Audulfus zich blijkbaar een tijdlang met succes verweerd tegen de Franken. Hij sloeg er tenminste munten, wat vaak op handel en vrede duidt. Het opschrift Audulfus Frisius is in dit geval veelzeggend. Al eerder verloren de Friezen volgens Venantius Fortunatis gebied in de mondingen van de Schelde. Blijkbaar organiseerden de Friezen zich pas in geval van dreiging, onder een ad hoc benoemde koning, heerkönig of Heerzug-Hertog. Een verschijnsel dat tot aan de 16e eeuw doorging, zo nu en dan greep men weer eens een woordvooerder uit de groep hoofdelingen. Als laatste koos men aanvoorder die de naam potestaat kreeg. Die functie was ondanks veel verdichtingen dat er meerdere zouden zijn geweest, slechts eenmalig en zijn “benoeming” was ook maar van korte duur.
GERBENZON, Pieter. Heeft als professor in Groningen maar een promovendus gehad, die hij van zijn voorganger over kreeg. Over een bruin vlekje spreekt de NEF liever niet.
GERSLOOT. De daar genoemde buurtschap heet in de volksmond Oudeweg, niet Oudewegstervaart. De Uiterburen bestaan al sinds begin 18e eeuw niet meer, dit toponiem is een overbodige vermelding, daar die historische buurten elders ook niet worden genoemd.
GORREVEEN. Niet het veen, maar de ondergrond waar nieuwe plaatsen op werden gebouwd, werd een tijdlang zo genoemd, het toponiem was al voor 1800 weer verdwenen, het wordt dan in de proclamaties niet meer genoemd.
HARKEMA. Het is de samenstellers blijkbaar ontgaan dat de gemeente in de jaren ’50 van de vorige eeuw, de gemeente het dorp nog dacht op te heffen.
HARLINGEN: De nieuwe tegelbakkerij (-en) worden wel genoemd, maar er wordt niet aan de oudere tegelbakkerijen gerefereerd, zoals die van Tjallingii, die begin 20e eeuw stopte.
HEM. Wat betreft Eemswoude een juiste conclusie: De dijk van de Eemswouder Hem moest het gebied beschermen tegen water dat vanuit het zuidwesten kwam, via de Oudegaaster Brekken.
JANSMA, Lijkele, uitgever. Er werd vaak op zijn aktiviteiten neergekeken. Had zelden de volle medewerking van zijn consorten. Theun de Vries en Anne Vondeling waren meerdere malen bereid om een eerste exemplaar in ontvangst te nemen of in andere gevallen uit te reiken.
KAREL de Grote. Mogelijk is deze figuur pas voor het eerst aan Friezen bekend geworden in 1248 voor Aken, in de vorm zoals zekere Stricker die had geschreven. De Friezen doen er evenwel geen beroep op, zelfs niet begin 14e eeuw, wanneer ze in 1309 menen dat ze “een Karelsprivilege” hadden gekregen voor hun daden, die ze te Aken hadden verricht voor Willem II. Wie evenwel de kroniek van Wittewierum erop naleest, ziet dat de stad Aken dat privilege wel kreeg en dat de Friezen met gunsten en eerbewijzen van hun kruisvaart plicht werden ontslagen en naar huis mochten gaan. Pas in 1338 in een reeks brieven aan de Franse koning wordt er gesproken van koning Karolo, “onze en uw voorganger”. In 1317 is op het Franeker zegel te lezen dat Karel de Friezen vrij gemaakt heeft. Sinds het eerste kwart van de 14e eeuw werd de Karelsmythe uitgebouwd met behulp van een in Holland 1319 vervaardigd falsum. LITT: A. Jamnse de waarheid van een falsum, overigens met een onjuiste conclusie wei de “dader” zou zijn.
KEIZER: Hier wordt van alles onchronologisch door elkaar gehaald: een beroep op rijksonmiddellijkheid werd niet voor 1430 gedaan.
KEUREN, de Zeventien. Hier had een voetnoot of literatuur opgave bij gemogen. In feite is al in Een Mythe Ontmanteld, ( verschenen 2002) gewezen op het feit dat, de paniek die Bremmer zaaide met zijn datering van dit stuk, nog groter zou worden. De nadere precisering werd in NIEUW LICHT op de 17 Keuren behandeld. Dat toch nog in okt. 2015 verscheen. Hier telen en gebruiken de Akademische Eigenheimers alleen hun eigen “wiet” waar ze gelukzalig van genieten, maar tegelijkertijd zien ze de uitslaande brand, die hun produktie bedreigt niet aankomen. Eigenheimers en nederwiet hebben nu eenmaal een smal blikveld en een hoog gewennings- of zo men wil, verslavings gehalte.
KIST, Martha. Beeldredactrice van de Encyclopedie. Maar geef haar geen luchtfoto’s van 1.50 m bij 0.60 ter archivering, het door mij gegeven exemplaar is al twee jaar niet toegankelijk gemaakt, je moet er niet aan denken dat zoiets op een archief instelling als Tresoar is zoekgeraakt.
KOLLUMER OPROER. Wel het tweede oproer genoemd, maar niet het eerste, van Offke Hayes, de Capitain van Collum en van Swarte Rommert, tegen een verhoging van de direkte belastingen in de jaren na 163o. Breuker heeft een aantal van deze zaken besproken in deel III van zijn Gijsbert Japicx studie. In de meeste gemeenten was het spannend om de nieuwe tarieven aangenomen te krijgen, wat gepaard ging met inkwartiering van troepen, alleen in Kollum sloeg de vlam in de pan.
KRUISTOCHT. Hier wordt een wissel getroffen op een legende, dat er in Lissabon een Friese ridder begraven lag van een eerdere kruistocht. De Kroniek van Wittewierum zegt echter dat het een Hamburger was, die Hendrik heette. Toen er Friezen aanlegden in de kruistocht van 1217 werd hun dit verhaal voorgehouden.
LANDAANWINNING. Hier wordt alleen de Landaanwinning aan de Waddenzeekust behandeld. Maar geen woord over plan A, plan B,C en D en het Forklaeijersplan, betreffende een inpoldering. Marne en Middelzee worden niet behandeld. Bij deze lemma’s wordt de landaanwinning, door dijken buiten de vloedlijn, dus in de slenken en op het strand te leggen, niet behandeld. Het toponiem Sânlean komt werkelijk niet uit de lucht vallen. Een veel bredere strook van de Marne werd ingepolderd door de Schutteldijk. Niet door Rienks en Walther herkend als dijk van een zeer grote Memmepolder, dus is “Binnendiken” rijp voor herziening. Er is nog niet over gepubliceerd, maar ook hoe Marne en Middelzee werden ingepolderd is in deze encyclopedie weinig te vinden en wat de Middelzee betreft is dat dan ook nog foutieve informatie. Zie ook bij: Middelzee.
LANDRECHT DRUKKERIJ. Ook hier een gemiste publikatie, op basis van een oorkonde, waarin Rengers ten Post de Friezen verzoekt kopiën van hun oude en oeroude stukken op te zenden naar Keulen, om ze bij de gezanten van de keizer ten laten erkennen. “Want wie (= wij, de Groningers) wolden by unse olde rechten blieven.” Als de Friezen nu kopiën opsturen naar Godschalk van Donia, dan zal hij ze aanbieden. De gezanten kwamen evenwel niet. Dus bedacht Godschalk toen de papieren bij hem waren binnengekomen, dat ze wel gedrukt konden worden en toog aan het werk om een druk te realiseren, met eigen toevoegingen uit het Romeinse recht. Omdat zowel lettertype als band van andere produkten uit deze drukkerij van Duitse makelij zijn, zou deze Donia wel eens de bewerker en initiator kunnen zijn van deze enige Friese inkunabel, die ik spottend betiteld heb als: een produkt uit de Friese nachtdrukkerij: het resultaat, genaamd Oude Druk, was niet van de hoogste kwaliteit.
LANDWEER. Dat de landweer door de Frana georganiseerd zou zijn, gaat sinds Nieuw Licht niet meer op. Op grond van die studie is het de vraag of de Frana wel ooit in de rechtspleging een plaats heeft gehad. Het valt ook niet uit de teksten te halen. Bovendien was hem als priester verboden zelf wapens te dragen. De Landweer als verdedigingswerk is juist omschreven. In 1672 heeft de Munsterse oorlog in Opsterland nog twee landweren opgeleverd. Daarnaast is er de oudere landweer bij Allardsoog, (in de oude Friese encyclopedie met foto) en een vaag omschreven landweer te Ureterp. De “Munsterse” waren zo provisorisch dat ze snel weer afvlakten en later niet meer genoemd worden.
DE LEYEN. Deze korte omschrijving zal de redaktie van Smelne’s erfskip zwaar op de maag liggen. Maar misschien raken ze er nu van overtuigd, dat er na 1700 in het gebied van de Leyen geen hoogveen meer was. Minstens twee artikelen in dat blad gingen er wel van uit. Correspondentie leverde alleen op dat men achter de schrijver(s) stond. (Zie ook W. Visscher; verveningen en verveners, 2015.)
LEICESTER DAALDER en andere republieks munten. Een complete catalogus van munten na 1580 werd gemaakt door B.H. te Boekhorst. Had wel bij de literatuur mogen staan.
LEX FRISIONUM. Er wordt te klakkeloos van uit gegaan, dat het stuk uit de Karolingische tijd dateert. Zelfs Harald Siems zat hier in 1980 mee. Hij stelde bij het uitkomen van zijn proefschrift de vraag, of de herkenning van de munten er aan zou kunnen bijdragen, tot een juistere datering te komen. Tot nu toe heeft niemand daar een poging toe gedaan. Dat de wet de vorm van ontwerp niet zou zijn ontstegen, wordt afgestraft door de direkte rede van een uitspraak: “Dit vonnis heeft Saxmundus opgelegd.” Het Hoofdwerk, (Corpus) en de Additio (Toevoeging), hebben beide verschillende wissel tarieven, wat wil zeggen dat er enige tijd over heen is gegaan – blijkbaar zo lang dat, toen er nieuwe munten in omloop kwamen de Wet herzien moest worden. Bovendien zijn de delikten in de Toevoeging vaak een nadere precisering op die van het Corpus. Waarom al die moeite voor iets, wat niet heeft gefunctioneerd? Het lijkt er op dat de redakteur alles over de Lex Frisionum heeft gelezen, maar de tekst zelf niet kent. Nog erger: er is een vertaling van gemaakt door een Fries en als boekje uitgegeven, maar er circuleren ook vertalingen op internet. Daar had aan gerefereerd kunnen worden. Ik zou zeggen: Ad Fontes. (Raadpleeg vooral de bron zelf)
LIKEDELERS. Ook bekend als Nordmannen, naar hun latere vestigingsplaats in Norderland, Mariënhafe. Vrees voor deze piraten blijkt uit de 17 keuren, waar ook een terugkeer regeling is te vinden, voor hen die gedwongen waren om met hun op te trekken. De Vikingen die in de 9e eeuw Dorestad verwoestten zijn een heel ander volk.
LUXWOUDE. Hier mist de verwijzing naar Diggelgoud en het artikel op mijn naam, betreffende het oude kerkhof van Luxwoude. Ik kwam het op het spoor, omdat het genoemd werd in de “Hobbelde Bobbelde Heyde.” Toen was het terugtellen via de Floreen en Stemkohieren naar de patroonskavel heel eenvoudig.
MACHINE Industrie. Mist in de opsomming: het “Volta”- werk te Gorredijk, na een fusie met van der Made uit Grouw, Volma genoemd en naderhand overgenomen door Stork. Leverde vanaf de 70-er jaren tot ca. 2000 zuivelinstallaties over de gehele wereld. Er werden voornamelijk machines van roestvrij staal gefabriceerd. Dat heeft nog steeds een ofspring: in diverse kleine plaatsen worden nog steeds RVS onderdelen vervaardigd, zelfs voo0r industriën in Holland. In Friesland schijnt het specialisme te zijn: het draaien van dit materiaal, dat onder de bewerking vaak vervormt en wat men hier weet te ondervangen.
MAGNUS Sage. De uiteindelijke vorm bestaat uit delen van drie andere stukken.Ten 1e: een verhaal waar een niet nader genoemde Fries een kasteel binnenklimt waarlangs de Saracenen juist zijn gevlucht en die daarna eerst de vlag op de toren zet, voor hij zijn mede Friezen binnen laat. Ten 2e: Een stuk uit het valse Karels privilege en ten 3e: iets uit een van de verhalen met het onderwerp hoe Friezen Rome veroverden (zoals in de codex Aysma) De uiteindelijke vorm is zeker rond 1450 ontstaan.
DE MARNE. Eerst een pracht observatie: De Hele en Halve Halsbanden ( bijv. van Pingjum en Schraard) zijn gemaakt om het water van de vroegere Zuiderzee te keren en niet het water van de Marne. Dit geeft te denken over de ouderdom van deze polders. Schraard en Pingjum lagen op oeverwallen, zeg maar eilanden. Daarom waren aan de Marne kant in eerste instantie geen dijken nodig. Door de Marne overdwars af te sluiten werden deze “eilanden” aan het bestaande dijksysteem gekoppeld. Voor de Hoep van Pingjum moet men constateren dat de Gouden Hoep aansluit op de oudere Schutteldijk, daar Pingjum tot vrij lang geen dijken nodig had. Zie ook K.Jansma, (redaktie): Wonseradeel,
MATEN en GEWICHTEN: bij de literatuur had ik wel een ouder werk van van Swinderen toegevoegd zien worden en ook een nieuwer werk, dat van M.A. Holtman.
MEER. ik mis hierbij een tweede omschrijving als die van rechte Vaart of dorpsscheiding, die ook vanwege de afwaterende functie, en ook door de binneschippers kon worden gebruikkt. Volgens de rechtsgeleerden Huber en Hamerster mogen ze niet gedempt worden. Voorbeelden: Bornmeer, Wide Meer (Gesta Abbatum) en Meer(-sterpaed) bij Lekkum.
Van der MEULEN. Tjaling. De enige Friese schilder die in neo plasticistische trant schilderde, zeg Mondriaan-achtig werkte. Waarvan en groot oeuvre naar Limburg ging wegens desinteresse van het een museumbestuur dat het eeuwig durende bruikleen zou hebben na zijn dood. Werkte vóór deze periode expressionistisch en was bovenal bij vlagen aan het experimenteren. Onderzocht op allerlei manieren de materie gedurende korte en langere periodes en als hij het onder de knie had ging hij maniakaal verder met een andere techniek. Soms doet zijn experimenteer luist denken aan war Vincent van Gogh in zijn brieven beschrijft. Hij liet zelfs een litho pers maken. Daarvan zijn een tiental proeven bekend.
MIDDELZEE. Eindelijk een kaart van de vroegere Middelzee waar de verbinding met de Marne op is aangegeven. Over het idee van inpoldering hoeft men echter niet tevreden te zijn. Bij de opgraving bij het Vuurslag, bij Beetgumermolen werd geen dijk langs de zee aangetroffen. Ook hier was de oeverwal hoog genoeg. Op deze oeverwal werd een nederzetting gevonden met aardewerk uit de late dertiende en begin 14e eeuw, die vanwege het opdringende zeewater verlaten werd, in dit geval klopt de datering van de Beetgumer Hegedijk en de Tjessinga dijk ca. 1292 en ca. 1200 op het kaartje, in de verste verte niet. In het zuiden van de Middelzee is er pas rond 1330 sprake van een bedijking of landaanwinning. Nog in 1279 schrijven de vier hoofden van de Westergoose kloosters in een brief aan de Graaf van Holland dat: “Het water, de zeaarm die ons van Oostergoo scheidt….” Helaas in het Latijn, dus is het NOOIT IEMAND OPGEVALLEN DAT ER ROND 1300 NOG GEEN VERBINDING TUSSEN DE 2 VOORMALIGE GRAAFSCHAPPEN WAS. Het artikel noemt wel enige dwarswegen, die nooit anders dan verkeerswegen zijn geweest, maar de tot nu toe gevonden dijken bestaan voor de encyclopedie niet. Dat zijn van het zuiden af: de dijk tussen Mantgum en Roordahuizum, met een lang recht stuk dat aan de ene kant naar het westen af buigt aan de andere kant naar het oosten. Dit Noord-Zuid lopende stuk kan over het vroegere wantij zijn aangelegd. Bij De Lape, de tweede dijk van het zuiden af, in het Nieuwland, staat een spoelgat als het gevolg van een doorbraak aangetekend, bij Schotanus. Deze loopt dan via het String in Baarderadeel, om bij het Langstek in Oud Idaarderadeel uit te komen. Daar ten noorden van ligt De Eggehorne dijk, die de Zwette kruist, waar nu de HAAK de Zwette ook kruist. Zou het niet een goed idee zijn om de brug over de Zwette te vernoemen, naar de EGGEHORNE, een gegeven uit een meting van 1543? Daar boven ligt nog de Tjessinga Dijk, die onder de luchtmacht basis doorloopt. Beide einden zijn nog intact en volgens de “ahn” deels nog op de basis. Als vierde en laatste laatste de Bitgumer Hegedyk- Skrédyk – Langstraat. De wegen die de encyclopedie noemt, zijn geen van allen dijken. In een van de oude Friese wetten staat niet zonder reden: De Friezen (en anderen) mogen niet over de dijken rijden.
MULDER Bep. Zijn galerie aan de Eewal heet Galerie Lambertus en niet het Lambertshuis.
SCUBBE: een eenzijdig geslagen scubbe is voor mij een nieuwe term. Normaal noemt men het bracteaten of holpenningen. Onzinnig lemma.
MUNTSLAG. De 17 keuren kunnen niet met enige muntslag of muntmeester vereenzelvigd worden. Het stuk spreekt van een verleden tijd, toen men van munt wisselde en hoe men die in de (toen) tegenwoordige tijd mocht accepteren of verrekenen. Merkwaardig dat hier de datering van de 17 Keuren nog 11e eeuws is, terwijl men op andere plaatsen al 13e eeuw vindt, of in die eeuw in opbouw zijnde (Nijdam in een lezing) Het lemma is ondertekend met HN waarvan men zich afvraagt, wie dat wel mag zijn.
ONDERSMA BUREN. ( Schierstins) Vindplaats van 2 stins plattegronden. Vanwege het verschil in bouwwijze van de fundering zou men ook kunnen denken aan een ouder en een nieuwer gebouw of aan een hoofdgebouw en een bijgebouw. Bovendien het geheel ligt in de Schierstins kavel (zie kaart Eekhoff) en niet in de Lunia kavel, die een 100 meter noordelijker is. De naam Schierstins is vanwege het vele gevonden grijze tufsteen wel een juiste benaming. Lunia kan geschrapt worden.
OPSTREK. Omschrijving juist, maar vergeten werd dat er nog minstens één complete publikatie is over hoe die opstrek tot stand kwam. Omdat de kaart van Smallingerland er als sprekend voorbeeld bij wordt gehaald, had daar ook best de verwijzing naar het Artikel Tebek Sjen no. 1 in de Drachtster Courant bij mogen staan. Het systeem van deze rooiïng bracht die auteur op het spoor, hoe de gebieden bewoond raakten. Bij de naam van die auteur wordt overigens de studie hoe de Friese wouden werden gekoloniseerd wel genoemd. Koppeling van gegevens is niet het sterkste punt in de NEF.
OUD FRIES RECHT. Allemaal citaten die oudbakken en herbakken zijn, om de sterk afbrokkelende idee van een vroege Friese identiteit en bewustzijn toch in de lucht te houden. Feitelijk is die langzamerhand opgebouwd en niet door de Friezen in een keer omarmd door één manifest als de 17 keuren (zie aldaar) dat meteen alle Friezen aansprak.
PENNING, of de Friese penning. Een door Henstra ingebracht idee, dat alles in deze munt zou zijn omgerekend. Helaas is die penning nooit gevonden of geslagen. Volgens deze theorie zou die dan van van 1000 tot 1400 de basis van alle berekeningen zijn geweest. Diverse tarieven uit die eeuwen logenstraffen dat.
PRIKKEWEG. Hypercorrectie van het plaatselijk bekende Prikwei. Maar als Prikkeweg een Nederlands woord is dan ontbreekt hier de koppelings “n” Dat word dan hypercorrectie op hypercorrectie. Waarom is men nooit tevreden met wat de volksmond gebruikt?
SAXMUNDUS EN WLEMARIS. (Vulemaris, Vulcmaris) Deze twee wijze mannen, mogelijk geschoold aan kathedraalscholen, dus opgeleid voor de universiteiten ontstonden, voegden enige uitspraken aan de Lex Frisionum toe en wel in de Aantonende wijze, wat strict gezien betekent dat zij inderdaad recht gesproken hebben op basis van de Lex. Zie ook: Lex Frisionum.
SCHELLING. Mist een verwijzing naar de met een halve stuiver afgewaardeerde Schelling die de naam van “Zesthalf” had.
Schierstins. Naast de bekende stins te Veenwouden was er een Schierstins bij Hallum. Recent werden hiervan resten gevonden, zie Ondersmaburen.
SCHOUTENRECHT. Stamt niet uit de graventijd. (Wie heeft dit woord uitgevonden en aan welk tijdperk wordt er gedacht, dat is nooit gedefinieerd of begrensd.) Het komt uit de koker van Albrecht van Beieren en zijn grafelijke raad onder de naam het Landrecht der Vreesne. Vanwege de niet-juridische en Fries-eigene toevoegingen aan de Hollandse tekst, is het Landrecht de basis, het Schouitenrecht de uitwerking. Zie verder: de uitgave Nieuw Licht.
Sevenster, Simy. Was de motor om het oudste kerkeboek van het dorp Wier uit het handschrift vandaan om te zetten in drukletters. Mede om dat het boek nog in de katholieke tijd begint en zegt hoe de hervorming verliep en waar de dorpelingen rekening mee moesten houden. Zo lieten ze in de eerste jaren van de Hervorming hun grote klok een jaar of tien onderduiken zodat hij niet tot een schietwerktuig zou worden omgegoten in de Leeuwarder gieterij.
Skredijk; verlengde van Beetgumer Hegedijk. (Zie aldaar) Deze dijk moet ooit de vorm van de aansluitende Hegedyk hebben gehad. In een geploegd maisveld aan de binnenzijde van de dijk, nu niet meer dan een weg, waren dergelijke uitlopers en “lobben” te zien als aan de binnenzijde van de Hegedyk. Bij de egalisatie en recht trekking (op zeker, niet bekend moment) is die grond waarschijnlijk verkocht als terpgrond. Er is nog een doorbraak in te signaleren. De aanname dat deze dijk omstreeks 1290 is gemaakt deugt niet, zoals uitgelegd bij Middelzee.
TERWISPELER Muntschat. Een jaar of wat geleden door Kerst Huisman ontrafeld waar de vondst werd gedaan, dankzij de kleinzoon van de veenbaas in wiens perceel dit was. Sneu dat deze Marcus van den Berg niet zelf met een paar muntjes mocht poseren voor de foto bij het artikel.
De TYNJE of Tijnje. De vrije evangelische kerk (Otterdoksen, of rechtzinnig hervormden, corrigeer ik) was gebouwd als woning, ze herbergde ook de evangelisten en na hun vertrek werd het weer een woonhuis. ( Breeweg no. 7)
TREMISSE Terecht staat tussen haakjes de eigenlijke benaming TRIËNS. Tremisses komen slechts in de Lex Frisionum voor en zijn gezien de eenduidige wisseltarieven van zilver, terwijl triëns van goud zijn. Goud was vóór Pippijn, tachtig jaar eerder nog in omloop, na hem niet meer als courante en zelf geslagen munt. Wie Karolingisch zegt, moet weten dat hij in de periode zit, waarin met zilver betaald werd. Het zilver tijdperk dat duurde vanaf ca. 760 tot 1260.
VERVENING. Over dit onderwerp is zelfs geen klein hoofdstukje te vinden. Het grootste deel gaat over de laagveenvergraving. Met slechts een paar opmerkingen over het hoogveen. Zie hierna.
VEENVERVERGRAVING. Als lemma ontbreekt de HOOGVEENvergraving geheel, terwijl de hoogveenvorming wel wordt besproken. IS DIT EEN COÖRDINATIE PROBLEEM? WAREN ER TE VEEL SCHRIJVERS EN TE WEINIG SPECIALISTISCHE REDAKTEUREN OM DIT MANCO OVER HET HOOFD TE ZIEN? Het afgraven en het vervoeren van dit veen heeft dik 300 jaar geduurd. De werkwijze was een beschrijving waard geweest. Op zich was het werkgelegenheid voor het hele gebied van de Friese wouden. Er ontstonden nieuwe plaatsen, meest op de punten waar de nieuwe vaarten het veen in werden gegraven, zoals Heerenveen (1550) Surhuisterveen (1576), Rottevalle (1577), Gorredijk,(1640) en Drachten (1641) Vele dorpen kregen langs de vaarten ook een lintbebouwing, naast de langgerekte nederzetting langs de weg. Dat wordt niet goed gemaakt door alleen het lemma Compagnons. De turf werd gebruikt voor steen- en pannenbakkerijen, kalkovens en voor huisbrand. Naast vele andere toepassingen. De gebroeders Staak, glazeniers maakten hun gebrandschilderde glazen ook met behulp van een turfgestookt oventje, dat bewaard is gebleven. De turfwinning gaf een impuls aan de industriën in en om de steden als Harlingen en Leeuwarden. Zodat ze buiten de gebieden waar ze gewonnen werd ook welvaart bracht. Toch wordt er een laweis contract genoemd, dat uit de hoge venen komt, een contractvorm die in de lage venen niet voorkwam. Een ouder Laweiscontract dan het hier genoemde zal eind deze maand bij de pagina artikelen van deze site te lezen en zo nodig down te loaden zijn. Gevonden en ge-upload.
H. v.d.VLIET. Naschrift 2016. Blijkbaar was de rehabilitatie niet zo compleet dat men weer op zijn lauweren kon rusten. Een half jaar na de uitgegeven brochure stond de betrouwbaarheid door het cliëntelisme van de z.g.n. getuigen de rehabilitatie al weer op losse schroeven. Tot 2014 werden de aanstichters bestookt met eisen om hun ongelijk te erkennen. Toen Kramer en Post dan in 2015 op de vindplaats met een grondboor een onderzoek instelden bleek de z.g.n. vindplaats niet aan de voorwaarden te voldoen die de vinder zei te hebben gezien. Geen leem te vinden, terwijl de vinder verklaarde, dat het aan het artefact had gezeten. Trouwens wie als eersten naar de zoon van de anti militarist uit Duurswoude gingen, zoon en kleinzoon Van der Vliet, om die de mond te snoeren, wisten duivels goed welke weg de steen was gegaan: Van de jonge vinders naar Van den Bosch naar Van der Vliet. Voor meer details zie een andere pagina van deze site.
FRIESE VRIJHEID. Het is volgens de schema’s van Tanja Brusch, die een studie wijdde aan de Brunonen, onzeker dat de Hollandse graven via dit geslacht en hun opvolgers, de Northeimers aanspraak konden maken op de heerschappij over Friesland. Maar het idee van vrijheid kwam slechts langzaam in de harde koppen van de Friezen tot wasdom. In 1248, zie Kruistochten, gingen de Friezen nog met gunsten en eerbewijzen naar huis. In 1310 onderhandelden ze over de voorwaarden waarop de Graaf Friesland binnen mocht komen. Halverwege de 14e eeuw, dringt het begrip vrijheidsprivilege hier door. Waarna men in plaats van chikanes te presenteren, eindelijk echte politieke eisen gaat stellen. Dat lukt in 1417 zo’n beetje wanneer Keizer Sigismund de Friezen een brief geeft, waarin hij nauwelijks toezeggingen doet. Pas in het tractaat van de Zeven Zeelanden heeft het idee van Vrijheid een enigzins volgroeide vorm gekregen.
WALDUS, W. Deze was naast de genoemde projekten ook leider van de opgravingen op het Oldehoofster Kerkhof en later ook bij het Vuurslag, nu de naam van een fietstunneltje in de weg naar Beetgumermolen. Lichtte recent een koggeschip te Kampen.
Mist: BAUKE WEISTRA. Kunstschilder. Maker van fijnzinnige schilderijen met tot vorm en/of contour gereduceerde onderwerpen, die hij in een betoverde (betoverende) relatie of omgeving plaatst. Overigens zou het goed zijn geweest om alleen de overleden kunstenaars te plaatsen, tenzij ze op een zo gevorderde leeftijd zijn dat men niet om ze heen kan. Maar er zijn in het nabije verleden een aantal malen banden, waarin alle Friese kunstenaars stonden gepubliceerd, dat was waarschijnlijk voldoende geweest om een aantal niet op te nemen, daar ze slechts bekend en bewaard zijn via de contra prestatie. Overigens van Bauke Weistra is het duidelijk dat hij niet meer zal schilderen.
De WELLE, nog een betekenis. Het zwembad in Drachten.
WIERSMA IDS. De afbeelding bij het lemma klopt niet met het onderschrift. Het bouwsel op de tekening is zeker geen boerderij. Het is een huisje met voor- en zijgevels van steen, maar het schuurtje is geconstrueerd met een staketsel van staanders en latten, waartussen bladried bijeengehouden wordt. Dit groen gesneden riet isoleert beter dan het pijlriet waar het blad af is.
Vuistbijl van Wijnjeterp (derde maal) De partijgangers van V.d. Vliet hebben van al hun verhalen nog steeds geen letter waar gemaakt. Telkens blijken de feiten tegengesteld te zijn aan hun voorstelling van zaken. De steen is echt en dat hij Gorredijkster bezit is, is door ons nooit betwist. Daar zijn we volkomen tevreden mee.
De WURGE. Dit kan nog aangevuld worden met Wurge in de zin van weer-egge, (denk voor -weer aan Weerzin of tegenzin) in dit geval de weder-egge, of de andere of de overkant. bijvoorbeeld de weg of reed bij Oenkerk over de Ee, onder Wijns. Kan voor de Wurge bij Jelsum ook kloppen, het is een oude dorpsgrens.
WIKE ZIJLSTRA. Dat zij de Friese leesplank ontwikkelde is akkoord, maar degene die telkens opnieuw, wanneer er weer een Friestalige school bij kwam, de afbeeldingen schilderde, mag ook genoemd worden. Dat was Bernardus Nieuwenhuis.
WIJNJETERP. Het volgende hoorde ik van Reitse Jonkman: Er staat geschreven dat dit dorp zich onwikkelde op de zandrug tussen Gorredijk en Bakkeveen. Het is evenwel een 12e eeuwse nederzetting aan die streek. Gorredijk dateert van 1640 en Bakkeveen op zijn vroegst als nederzetting van 1670. “Om je de bûsen út to skuorren.”
Toen ik vandaag, 20 sept 2016, de recensie in het Friesch Dagblad las dacht ik: de Grevo’s staan met drie nul voor. Zij vonden op hun vlak soortgelijke hiaten als hier boven staan. Want eerlijk, de eerste afgescheiden kerk in Friesland mag je niet vergeten te vermelden. Maar de gebieden waarop ik meen wat te zeggen te hebben, zijn nu uitgeput. Op de nu nog levende slakken in de door mij onderhouden perkjes zal ik geen zout meer leggen. Als anderen ook zulke opmerkingen hebben, dan is het een geheel mislukt projekt. Laten we wat er nu in staat, maar aanvullen en t.z.t digitaal beschikbaar stellen. Dan is die 1 1/2 miljoen niet helemaal weggeggooid.
Jan Post.